|
Fragment Niets te verbergen
...
Het mompelende geluid van de lessen Nederlands aan George waaide met vlaagjes de kamer in, waar ik tussen het vaste scherm en een oprolbaar exemplaar zat. Op het laatste stond de door de belastingdienst samengestelde aangifte inkomsten, die ik vergeleek met mijn eigen bestanden. Dit jaar hadden ze een groter bedrag aan contante verdiensten geschat dan de afgelopen jaren, op basis van het geld dat op mijn bankrekening was binnengekomen.
Ik liet het maar zo. Er gingen gruwelverhalen rond over mensen die bezwaar aantekenden, waarop de hele aangifte ongeldig werd en een medewerker van de belastingdienst bij ze thuis kwam om alles handmatig in te geven. Van elke waardevolle aankoop moest dan onderbouwd worden waarmee hij betaald was, met als gevolg dat geschatte contante geldstromen meestal hoger uitkwamen dan het oorspronkelijke bedrag. Niet dat ik iets te verbergen had, maar ik zag ook niet direct zitten dat zo’n belastinginspecteur in mijn werkkamer zou rondsnuffelen, mijn lingeriesetjes een voor een zou ophouden, door mijn condoomvoorraad zou graaien, grijnzend loerde naar mijn collectie speeltjes en hulpmiddelen, of tegen de dure seksbot zou aanlopen. Bewijs maar eens dat je die gekregen hebt.
Ik voerde het bedrag in dat Frederik me geschonken had bij “overige inkomsten, eenmalig” en voelde me belachelijk eerlijk. Heel even speelde ik met het idee het te verminderen met het extra geld dat ik voor Georges ebd had betaald, maar die wijziging zou misschien worden geregistreerd en dus vragen oproepen. Met mijn DNA-code keurde ik de aangifte goed en verstuurde hem, waarop ik de keuken in liep. De mompelende geluiden verstomden direct, maar daar was ik inmiddels wel aan gewend. Aan de irritante piep die de koelkast liet horen zou ik echter nooit wennen.
‘Wil jij de boodschappen afhandelen?’ vroeg ik Emilia met een knik naar het piepende apparaat. ‘Ik ben in de badkamer, even een sigaretje roken.’
De rookmelders in alle andere ruimtes van het huis waren nogal strak afgesteld en zouden elke vleug tabaksrook opmerken. Ik had ze onklaar kunnen maken, maar dat zou ten koste gaan van mijn veiligheid, dus had ik er al lang geleden een gewoonte van gemaakt de badkamer te gebruiken. De stoomafzuiger daar was krachtig genoeg.
Ik zat te kijken hoe de blauwige flarden er langzaam naartoe bewogen, uit elkaar getrokken werden en vaart kregen naarmate ze er dichterbij kwamen om als een wervelwind de afzuiger in te schieten en genoot met volle teugen van de nicotine die door mijn hoofd dwarrelde toen de bel ging. Snel drukte ik de sigaret uit, met een spijtig gevoel, want hij was nog niet eens half op. Ik wapperde een paar keer de lucht zo veel mogelijk naar de stoomafzuiger, zette hem uit, hopend dat de geur weg was en opende de deur van de badkamer. Emilia moest hebben opengedaan, want ik hoorde een mannenstem zeggen: ‘Wij komen voor uw zuster. Is zij aanwezig?’
‘Maud!’ riep mijn zus, harder dan nodig. ‘Kom eens uit bad! Er zijn hier mensen van burgerservice voor je!’ Daarna hoorde ik haar op normaler volume zeggen: ‘Ze komt er zo aan. De woonkamer is hier; gaat u daar maar even zitten. Wilt u koffie?’
Koffie? Waarom bood ze die mensen koffie aan? En wat kwamen ze nu weer doen? Zou Chris aangifte hebben gedaan? Mijn tas met het verboden wapen erin stond in de kamer; die kon ik onmogelijk laten verdwijnen nu Emilia burgerservice er met hun neus bovenop had gezet. En waar was George? Als hij nog in de keuken was, zouden ze hem zien zodra Emilia de deur opendeed om die koffie te halen. Kwamen ze misschien nog eens controleren of het wel mijn zus was die hier logeerde?
Ik maakte aanstalten om de trap naar zolder op te rennen om dan in ieder geval de jongensspullen te verbergen, realiseerde me toen dat ik in bad zou zitten, schoot uit mijn kleren en in een badjas, wikkelde een handdoek om mijn hoofd, besproeide mijn gezicht en decolleté met de meest subtiele olie die ik had om zowel de sigarettengeur te verdoezelen als eruit te zien alsof ik licht nazweette en wilde net alsnog naar zolder sluipen toen de mannenstem in de gang klonk.
‘Ga jij dan even controleren of ze veilig is.’
Ik had geen keus en verscheen met twee grote passen bovenaan de trap. Een jonge vrouw in burgerserviceuniform had net een voet op de eerste tree gezet.
‘Sorry, ik moest me even afdrogen,’ zei ik met een glimlach die er naar ik hoopte openhartig uitzag. Achter de jonge vrouw stond een wat oudere, broodmagere man en daarachter stond Emilia, die met een hoogst ongelukkig gezicht een piek achter haar oor haakte.
Zo ongedwongen mogelijk liep ik de trap af, overhandigde mijn mobiel en ging het tweetal voor, de woonkamer in, terwijl de jonge vrouw mijn ebd controleerde. Zonder uitnodiging gingen ze op de bank zitten, naast elkaar en kaarsrecht.
‘Waarmee kan ik u helpen?’ vroeg ik, terwijl ik een stiekeme blik wierp op de open deur, die een lege keuken toonde. Daarna ontmoetten mijn ogen die van Emilia, die achter een stoel bleef staan en me strak aankeek.
‘Het gaat om Daniel Reedijk,’ zei de magere man met een doodernstig gezicht. Ik ging zitten in een stoel met uitzicht op de keuken en knikte alleen aanmoedigend, wilde niet reageren tot hij verder had verteld. Ik kende maar één Daniel en dat was ooit een klant van me geweest. Op een dag was hij ineens opgehouden bij me langs te komen en ik had aangenomen dat hij het geluk bij zijn vrouw had teruggevonden.
‘Wij hebben uw gegevens in de telefoon gevonden die in beslag werd genomen toen hij werd opgepakt. Kent u mijnheer Reedijk?’
Verward keek ik de man aan. ‘Ik ken wel een Daniel, maar zijn achternaam weet ik niet.’
De man greep naar de draagband rond zijn middel, trok er een mobiel vanaf – een zwaar werkmodel – en toverde een foto tevoorschijn.
‘Dat is de Daniel die ik ken,’ beaamde ik. ‘Waarom is hij opgepakt?’
De jonge vrouw antwoordde: ‘Preventieve hechtenis. Hij zit al een jaar vast en de detentie is net weer verlengd. Volgens de psychiatrische observanten vormt hij nog steeds een dreiging.’
‘Wat voor dreiging?’
‘Verkrachting.’
Ik haalde me Daniel voor de geest, een beetje forse veertiger, die zijn beginnende kaalheid probeerde te verbergen onder opzij gekamd haar. Hij had een opvallend dikke penis, waarvoor hij zich verontschuldigde toen hij de eerste keer bij me kwam. ‘Als je hem niet kunt hebben moet je het zeggen hoor,’ had hij met een ielig stemmetje gezegd.
Ik besloot het gewoon te proberen. Het condoom liet zich maar met moeite om de enorme omtrek afrollen, maar toen dat eenmaal was gelukt en hij zich voorzichtig, met kleine, zachte stootjes bij me naar binnen werkte, vond ik zo’n dikke niet eens onaangenaam. Minder prettig was de ontdekking dat het condoom zich tijdens het werk spontaan had teruggerold en van de piemel af was gegleden. Het ding zat zo diep in me dat ik er zelf niet bij kon en Daniel moest er in zijn eigen sperma naar vingeren. Toen hij een paar weken later terugkwam had ik extra wijde condooms aangeschaft. Die gebruikte hij vanaf die dag met veel plezier, maar altijd heel voorzichtig. Daniel bleef bang dat hij me pijn zou doen.
‘Verkrachting? Dat vind ik niets voor hem.’
‘Alle voorspellende tekenen waren er, mevrouw,’ zei de magere man.
Zijn collega nam het woord weer. Ze had nog altijd mijn mobiel in haar vingers.
‘Gisteren is hij ontsnapt en omdat hij de gevangenenchip uit zijn rug heeft gesneden, hebben we hem tot dusverre niet kunnen vinden. We bezoeken nu alle vrouwen uit zijn omgeving, omdat zijn type potentiële dader een voorkeur heeft voor bekenden.’
Ik wist niet wat te zeggen. Arme Daniel.
Omdat hij getrouwd was, durfde hij destijds niet naar zijn eigen arts om te testen of een van ons beiden iets had opgelopen door het condoomongelukje. Dus nam ik hem mee naar mijn vaste controlepost. Bij hem werd niets gevonden, maar bij mij was zich een embryo aan het ontwikkelen. Daniel schrok zich een ongeluk, riep uit dat hij had gedacht dat ik toch nooit mijn kinderbewijs had gehaald en beweerde toen bij hoog en bij laag dat hij wilde dat ik de baby zou krijgen. Een kind van een klant; dat nooit natuurlijk, dus liet ik het buiten zijn medeweten, met Amity als geestelijke steun, weghalen. Toen ik hem vertelde over de abortus, moest hij huilen. Het bleek dat zijn vrouw gruwde van het idee te baren. Ze had al moeite met Daniels dikke penis. Dat haar lichaam zich zou voorbereiden op de geboorte van iets groters dan het geslacht van haar man, kon haar niet op andere gedachten brengen.
Zijn enige kans op nageslacht had ik hem ontnomen. Ik nam tenminste niet aan dat potentiële verkrachters vruchtbaar mogen blijven.
‘Als hij hier opduikt, druk dan op sneltoets P,’ zei de jonge vrouw, terwijl ze mijn mobiel ophield en me hem eindelijk teruggaf. ‘Ik heb ons rechtstreekse nummer erin geprogrammeerd, dus dan komen we direct.’
‘Wat u ook doet, probeer hem niet kwaad te maken,’ voegde de man eraan toe. ‘Laat ook elke vrouwelijke beweging, zoals schudden met de haren, tuiten van lippen en dergelijke achterwege. Het beste kunt u maar een praatje maken over het weer totdat wij er zijn.’
Ik knikte en terwijl ik dat deed, zag ik aan de onderkant van het raam naast de achterdeur een smalle blauwe strook verschijnen, die precies dezelfde kleur had als het T-shirt van George. Dus daar zat hij! Als ze nu opstonden en weggingen, zouden ze hem zien. Ik wilde Emilia aankijken en haar op de een of andere manier duidelijk maken dat ze de keukendeur dicht moest doen, maar durfde niet. Die mensen van burgerservice zouden misschien mijn blik volgen en als ze zich naar mijn zus omdraaiden, zouden zij ook zien wat er achter haar gebeurde. Ik schraapte mijn keel.
‘Dit klinkt allemaal alsof Daniel echt heel gevaarlijk is,’ zei ik. ‘Is het dan niet beter als ik me kan verweren? Met pepperspray of zo? Zou ik zoiets kunnen aanschaffen met uw toestemming?’
De wenkbrauwen van de jonge vrouw schoten omhoog en de man schudde zijn hoofd, met kleine, kordate bewegingen, terwijl hij antwoordde: ‘Wij kunnen u natuurlijk niet toestaan de wapenwet te overtreden. Maar als u bang bent, kunnen we er wel voor zorgen dat er camera’s in en om uw huis verborgen worden. Uw klanten hoeven niet te weten dat ze er zijn en wij kunnen vierentwintig uur per dag waken over uw veiligheid.’
‘Ik weet niet of dat nou wel zo’n goed idee is.’ Opgelucht keek ik toe hoe de smalle blauwe strook onder het kozijn wegzakte en stond snel op. ‘Sneltoets P dus. Ik zal zorgen dat ik de mobiel steeds bij me draag.’ Met enkele passen stond ik in de gang. Ze deden er naar mijn idee uren over om ook op te staan en me te volgen naar de voordeur, waar de magere man zich nog een keer omdraaide.
‘Denkt u nog maar eens na over die camera’s. Veel mensen voelen zich er heel veilig door.’
Op dat moment zoemde mijn mobiel, die me ervan weerhield te moeten liegen.
...
|
|